Na de biestperiode volgt de melkperiode tot aan spenen. Hierin heeft de melkveehouder de keuze om koemelk te voeren of een melkvervanger. Voordeel van het voeren van moedermelk is onder andere dat het antistoffen bevat en dus de immuniteit van het kalf bevordert. Nadeel is dat de melk niet geleverd kan worden, en dat de hoeveelheid aan vitamines en mineralen nogal eens tekort schiet. Met name ijzertekort ontstaat als er koeienmelk gevoerd wordt. Het kalf bijvoeren met vitamines en mineralen is daarmee in sommige gevallen een voorwaarde. Afgeraden wordt om melk van zieke koeien of penicilline melk te voeren. Dit bevordert resistentie en kan juist negatief werken voor het nog jonge kalf.
In kunstmelk zitten veelal voldoende vitamines en mineralen en is de kwaliteit constant. Het is ook zeker niet per definitie duurder dan het voeren van koeienmelk. Het voeren van koemelk kan ook, maar het is dan verstandig om een vitamine-mineralen supplement toe te voegen aan deze melk, omdat koemelk de vitaminen en minerale behoefte van een kalf niet dekt.
Er moet wel goed worden gelet op het voorkomen van voedingsfouten. Voorbeelden hiervan zijn het niet goed aanmaken van de melk (temperatuur, menging, verhouding melk/poeder). Ook is de kwaliteit van het water belangrijk, want melk bestaat voor het grootste deel uit water.