Lager risico op slepende melkziekte én eerder drachtig
KetoDuo bolus in de praktijk
Energietekort, slepende melkziekte en ketose – verschillende termen voor hetzelfde probleem. Het afkalven vraagt veel van een koe, zowel metabolisch als hormonaal. Ondanks de beschikbaarheid van goede producten en methodes, blijft energietekort een veelvoorkomend probleem. Maar hoe effectief zijn deze oplossingen in de praktijk? Dat zoeken we voor jullie uit.
Ketose komt voor in de eerste weken na het afkalven. In deze periode hebben koeien een hoge energiebehoefte voor de melkproductie, maar vaak onvoldoende voeropname. Hierdoor breken ze vetreserves af, wat kan leiden tot een ophoping van ketonen in het bloed. Symptomen van ketose zijn een lagere voeropname, sloomheid, gewichtsverlies en een dalende melkproductie. In ernstige gevallen kan een koe zelfs volledig stoppen met vreten met alle gevolgen van dien.
—————————————————
De proefopzetIn het najaar van 2024 is er een proef uitgevoerd naar het effect van de KetoDuo bolus op de opstart van de nieuwe lactatie. Hierbij is gekeken naar het BHB-gehalte (het ketonlichaam beta-hydroxybutyraat) in de melk en naar het risico op slepende melkziekte. Daarnaast is de drachtigheid in de gevolgde lactatie geanalyseerd. In de proef hebben 40 dieren meegedaan, verdeeld over 2 groepen: Controlegroep: heeft geen ketoDuo bolus gekregen De externe factoren waren voor beide groepen identiek. |
—————————————————
Uit de resultaten blijkt dat koeien die geen KetoDuo bolus kregen, een hoger risico op slepende melkziekte hadden in de eerste zeven dagen na het afkalven, vooral op dag 3 en 4. Dit verschil is ook zichtbaar in het BHB-gehalte in de melk. In week 4 na het afkalven lag dit gehalte bij de controlegroep 28% hoger dan bij de KetoDuo-groep.
Daarnaast viel op dat de dieren van de KetoDuo-groep 10% sneller drachtig waren dan de controlegroep. Dit verschil was ongeveer 3 weken, wat aangeeft dat de dieren 1 cyclus sneller drachtig waren dan de controlegroep.
De KetoDuo bolus helpt dus niet alleen om de negatieve energiebalans in de eerste weken na het afkalven te verminderen, maar draagt ook bij aan een snellere drachtigheid van de koeien.
