Topsporters; De Nederlandse melkkoe

De moderne melkkoe is een topatlete die qua productie op het hoogste niveau presteert

Onze moderne melkkoe doorloopt een cyclus waar risicovolle perioden inzitten. De transitieperiode, die vaak wordt beschreven als de 30 dagen voor afkalven tot 30 dagen na het afkalven, is er zo een. In deze overgang van droogstand naar lactatie raakt de koe in een negatieve energiebalans (NEB). Dit betekent dat er onvoldoende voeropname is bij een hoge melkproductie, wat de vetmobilisatie initieert. Figuur 1 geeft een schematische weergave van dit proces. De cruciale periode start vlak voor afkalven, en duidelijk zichtbaar is dat de energiebehoefte in het begin van de lactatie hoger ligt dan de opname.

Gevolgen

Na het afkalven wordt er een grote hoeveelheid melk geproduceerd, terwijl de voeropname vaak achterblijft. Hierdoor krijgt de koe niet genoeg energie binnen om de melkproductie te kunnen ondersteunen. Het gevolg is dat het lichaamsgewicht van de koe daalt. De vetreserves zullen worden aangesproken om in de energiebehoefte te kunnen voorzien. Bij dit proces worden ketonen (acetoacetaat, aceton, beta-hydroxyboterzuur (BHBZ)) gevormd. Wanneer het gehalte ketonen boven een bepaald niveau komt spreken we van ketose. De lever kan kleine hoeveelheden ketonen verwerken, maar bij grotere hoeveelheden lukt de verwerking niet meer en stapelen de ketonen zich op in het lichaam. Deze opstapeling van ketonen is aantoonbaar in het bloed, maar ook in de melk en urine8,9,10. Een subklinische vorm van ketose wordt vastgesteld bij een plasmaconcentratie van BHBZ > 1,20 mmol per liter, de klinische vorm (met zichtbare verschijnselen) bij 2,0 mmol per liter5,6,7.

Doordat er jarenlang genetische selectie is toegepast op een hoogproductieve melkkoe, worden er door een melkkoe tijdens de lactatie meer vetreserves aangesproken dan bij andere diersoorten2. Tijdens de lactatie heeft de melkklier een voorrangspositie3, waardoor er altijd vetreserves zullen worden aangesproken om aan de hoge melkgift te kunnen voortzetten, in plaats van de melkgift verlagen4.

Signalen

Koeien met ketose hebben weinig tot geen eetlust, nemen onvoldoende krachtvoer op en worden traag. De melkgift blijft achter bij de verwachting, de mest wordt dikker en de conditie neemt af. Ook worden de dieren vatbaarder voor andere aandoeningen, zoals baarmoederontsteking en lebmaagdraaiing. Ernstige gevallen van ketose zijn herkenbaar aan een typische aceton geur in de uitademingslucht.

In de transitieperiode zijn er meerdere processen die gelijktijdig afspelen. Bekend is dat 20 tot 60% van alle melkkoeien een gebrek aan calcium heeft en een NEB. Hieronder is schematisch te zien welke ‘domino-effecten’ hier allemaal uit voorvloeien op de gezondheid van een melkkoe (figuur 2)1. Vaak ligt de hoofdoorzaak meteen na het afkalven. Een te lage droge stof opname meteen na het afkalven komt veel voor met alle mogelijke gevolgen van dien. Het uiteindelijke effect is groot; zo laat het schema zien wat de gevolgen zijn als de calcium voorziening en immuun functie onvoldoende zijn na het afkalven.

Figuur 2: De domino-effecten van calcium gebrek en een lage immuun functie1. (▲= verhogend effect / ▼= verlagend effect)